Tijdens deze toolboxmeeting besteden we aandacht aan het inrijden en verlaten van een werkvak.
Het inrijden en verlaten van een werkvak is een risicovolle actie. De veiligheid van het verkeer komt immers in gevaar als een voertuig bezig is met een afwijkende/speciale verrichting op de openbare weg. Als je met een voertuig een werkvak in wilt rijden moet je je aan een aantal verplichtingen houden.
Werkruimte, werkvak en veiligheidsruimte
Het is verboden stil te staan binnen de veiligheidsruimte.
Ga met elkaar in gesprek over het volgende:
Ander veiligheidsdillema: ….....................................................................
Als je een werkvak inrijdt of verlaat, bestaat de kans dat andere weggebruikers je niet opmerken. Dit kan grote gevolgen hebben.
Als je in een werkvak rijdt bestaat er een kans dat ander werkverkeer je niet opmerkt of juist verblindt. Dit kan grote gevolgen hebben.
Voor het inrijden van een werkvak heb je nodig:
Let bij het inrijden op het volgende:
Let bij het rijden in de stationaire afzetting op het volgende:
Verplicht geel zwaai-, flits- of knipperlicht tijdens:
Let bij het rijden door het werkvak op het volgende:
Géén zwaai-, flits- of knipperlicht voeren tijdens:
Bij het rijden en/of uitvoeren van werkzaamheden in het werkvak bij stationaire afzettingen.
Op autosnelwegen bij het rijden en/of uitvoeren van werkzaamheden in een rijdende afzettingen op vluchtstroken.
Op autosnelwegen bij het uitvoeren van kortdurende werkzaamheden (≤30 minuten) op vluchtstroken.
Op autosnelwegen bij het rijden als voorwaarschuwingswagen op de vluchtstrook.
Alleen de werkvoertuigen (mobiele kranen, walsen, werkbussen) mogen bij het uitvoeren van hun werkzaamheden tegengesteld in een afzetting rijden. Onder geen beding mag een personenvoertuig in tegengestelde rijrichting in een afzetting rijden.
Denk bij het verlaten van het werkvak in de nacht dat je het dimlicht weer ontsteekt!
Let bij het parkeren in de afzetting op het volgende:
Voor het uitrijden van een werkvak heb je nodig:
Let bij het uitrijden op het volgende:
Voer je dimlicht, zet je zwaailamp en richtingaanwijzer uit.
Indien er geen zwaailamp op het voertuig bevestigd kan worden, wat voor komt bij personen voertuigen met een glazen dak, dan dient u een ander voertuig te regelen.
Het is namelijk verplicht minimaal 1 zwaailamp op het dak van het voertuig te hebben tijdens het in- en/of uitvoegen.
Een zwaailamp op de hoedenplank is onvoldoende.
Heb je vragen of zie je nog onveilige situaties; meld ze bij je leidinggevende en in de GO!-App!
Scan de volgende code met de app om deze toolbox te bekijken.